Klinker
Klinker
Tekst: Pierijn van der Putt (de Architect, oktober 2006)
Verzorgingshuizen uit de jaren tachtig voldoen vaak niet aan de normen die tegenwoordig in deze sector worden gehanteerd. In een twintig jaar oud gebouw zijn de woningen verdubbeld in oppervlak en geclusterd tot kleinschalige woongroepen. Het interieur van in een ontwerp ademt de sfeer van een huiskamer.
Amsterdam wijkt af van de rest van Nederland in de zin dat de bevolking er verjongt in plaats van vergrijst. Voor verzorgingstehuizen betekent dit dat ze in een concurrentieslag verzeild raken. Dit dwingt hen tot een herbezinning over de te voeren strategie. Zorgverlener OsiraGroep hoopt haar positie te verbeteren door te investeren in de architectuur van zijn gebouwen.
Architect Marc Prosman zag zich geconfronteerd met nieuwe normen en inzichten in de zorgsector: geclusterde eenheden voor patiënten in de psychogeriatrische zorg en dubbelgrote appartementen voor zelfstandig wonende ouderen. Prosman heeft daartoe handig gebruik gemaakt van de beperkingen en de mogelijkheden van de oude structuur.
De eerste en derde verdieping zijn ingericht voor psychogeriatrische zorg. Hier wonen mensen die dement zijn en niet meer zelfstandig kunnen leven. De verdiepingen zijn georganiseerd in clusters van zes woningen. De bewoners van een cluster delen de keuken, de eetkamer en de woonkamer. Deze gemeenschappelijke ruimtes bevinden zich aan de kant van de binnentuin terwijl de woningen overwegend zijn georiënteerd op het oosten. De verspringingen in de gangen markeren de overgang van de ene cluster naar de andere.
Het integraal tot stand gekomen interieur van een ontwerp speelt een belangrijke rol in het streven om de verschillen van de bewoners zichtbaar te maken. De bouwkundige ingreep van Marc Prosman, die bestaat uit het open breken en met elkaar verbinden van drie beuken tot keuken, eetkamer en serre, beantwoordt de interieurontwerper met het creëren van langzame overgangen. De en suite kasten die de eetkamer scheiden van de gang dragen bij aan een gedifferentieerde woonomgeving. De kamers zijn zelf klein. Ze omvatten niet meer dan een woonkamer annex slaapruimte en een bad. Een klein aanrecht maakt het mogelijk water te tappen. De badkamer is ingericht op de draaicirkels van rolstoelen en ziekenhuisbedden. Dat de opening naar de badkamer in het halletje is ondergebracht betekent een kleine maar belangrijke aanpassing van de standaardplattegrond. Het bed kan nu namelijk tegen de wand van de badkamer worden aangeschoven waardoor er meer ruimte overblijft om de woonkamer en slaapkamer in te richten met andere meubels.
De tweede verdieping bevat appartementen voor ouderen die zelfstandig kunnen wonen. De appartementen zijn dubbelgroot ten opzichte van de oorspronkelijke eenheden, die twee aan twee zijn samengetrokken tot woningen met een eenvoudige keuken, een woonkamer, een slaapvertrek en een badkamer. Op deze verdieping bevinden zich geen gemeenschappelijke ruimtes; de bewoners begeven zich op eigen kracht naar de algemene functies op de begane grond, zoals de fitnessruimte, de receptie en het restaurant.
De voornaamste ingreep van marc prosman architecten hier is de gesloten gevel open te breken en te voorzien van grote ramen. Passanten en gebruikers krijgen zodoende zicht op elkaar, waardoor het gebouw en zijn functie sterker verbonden raken met het weefsel van de stad. Het interieur van de begane grond is bedoeld om zowel bezoekers als bewoners de associatie meteen hotel te geven. De bezoekers voelen zich ‘ontvangen’, terwijl de meer openbare sfeer de bewoners het idee geeft dat ze er al even uit zijn.
Fotografie: Jeroen Musch